In zijn vroege werk kiest hij voor een breed scala aan traditionele onderwerpen. Zo verkent hij zijn talent in houtsneden van onder meer personen, landschappen, stadsgezichten en Bijbelscènes. Na het afronden van zijn opleiding reist hij door Zuid-Europa. Hij wordt verliefd op Italië en het landschap, maar ook op de Zwitsers-Russische Jetta Umiker. Na hun huwelijk in 1924 vestigt het kersverse stel zich in Rome, van waaruit Escher vele reizen door het land maakt. Daar focust hij zich op de natuur, landschappen, maar ook de boogconstructies en zuilen in kerken en steegjes en trappen in oude stadjes. Ook reizen naar Spanje hebben invloed op Eschers artistieke ontwikkeling, waaronder bezoeken aan het Alhambra in Granada en de Mezquita in Córdoba. Steeds meer gaat Escher het experiment met de architectuur aan. In zijn prenten kiest hij voor een extreem perspectief op bouwwerken en regelmatig verkent hij de grenzen van de werkelijkheid. Vanaf 1926 exposeert hij met enige regelmaat in Italië en Nederland, o.a. bij de Haagse Pulchri Studio, maar ook in Warschau, Praag en Madrid. Vanaf 1929 maakt Escher ook steeds vaker litho’s. Zijn reizen door Italië, Spanje en Corsica blijven hem inspiratie bieden voor zijn kunst. In 1935 vertrekt hij uit Italië, maar het landschap van Zwitserland en – na nog een verhuizing - België inspireert hem nauwelijks en Escher wendt zich steeds meer tot zijn fantasie. Zijn eerdere fascinatie voor landscapes verandert in die voor mindscapes: fantasievolle ‘landschappen’, gemaakt in Eschers eigen hoofd. Urenlang kan hij nadenken over nieuw te scheppen werelden vol onmogelijkheden, maar met Italië altijd in zijn achterhoofd. Na een lange zeereis naar Spanje in 1936 stort hij zich weer op het maken van vlakvullingen. Deze aaneensluitende patronen vormen vanaf dat moment steeds vaker de basis voor zijn prenten.